ECLI:NL:RVS:2022:1843

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
202105218/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake correctie geboortedatum in basisregistratie personen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het verzoek om correctie van zijn geboortedatum in de basisregistratie personen (brp) werd afgewezen. [appellant] is geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum] 1978, welke datum is gebaseerd op een onder ede afgelegde verklaring. Hij verzocht het college van burgemeester en wethouders van Breda om correctie naar de geboortedatum [geboortedatum] 1966, onderbouwd met documenten uit Guinee, waaronder een rechterlijke uitspraak en een geboorteakte. Het college heeft het verzoek afgewezen, omdat het twijfels had over de betrouwbaarheid van de documenten. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, wat [appellant] tot hoger beroep heeft gebracht.

Tijdens de zitting op 8 juni 2022 is de zaak behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de documenten die [appellant] heeft overgelegd, niet voldoende betrouwbaar zijn om de gevraagde wijziging in de brp door te voeren. De rechterlijke uitspraak uit Guinee is gebaseerd op getuigenverklaringen die niet zijn overgelegd, waardoor de betrouwbaarheid van de geboortedatum niet kan worden vastgesteld. De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de in de Guineese documenten vermelde geboortedatum. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

202105218/1/A3.
Datum uitspraak: 29 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Breda,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West­-Brabant van 14 juni 2021 in zaak nr. 20/6965 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2019 heeft het college het verzoek van [appellant] om correctie van zijn geboortedatum in de basisregistratie personen (brp) afgewezen.
Bij besluit van 30 juni 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. G.A.P. Avontuur, advocaat te Oosterhout, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.M.A. Vissers en D.M.H.T. Yap-Liebrechts, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is in de brp geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum] 1978. Deze datum is ontleend aan een door hem onder ede afgelegde verklaring als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wet basisregistratie personen (Wet brp). [appellant] heeft op 7 juni 2018 het college verzocht om correctie van die geboortedatum in de datum [geboortedatum] 1966. Hij heeft daarbij een aantal documenten uit het land van zijn herkomst, Guinee, overgelegd, te weten een uitspraak van 24 april 2018 van La Justice de paix de Koundara (rechterlijke uitspraak uit Guinee) inhoudende een "Jugement supplétif tenant lieu d’acte de naissance", een geboorteakte van 24 april 2018 gebaseerd op die uitspraak, een uittreksel uit het strafregister van 24 april 2018 en een kopie van zijn Guineese paspoort van 4 mei 2018. In alle documenten is vermeld dat de geboortedatum van [appellant] [geboortedatum] 1966 is.
1.1.    Het college heeft het verzoek afgewezen. Het twijfelt niet aan de echtheid van de rechterlijke uitspraak uit Guinee, maar meent niet te kunnen afgaan op de inhoud daarvan. De twee getuigenverklaringen en de rechterlijke overwegingen waarop die uitspraak berust zijn daarin niet weergegeven. De uitspraak bevat daarom geen, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens over de juiste geboortedatum van [appellant]. De registratie van de geboorte in de registers van de burgerlijke stand van Guinee en de afgifte van het Guineese paspoort zijn gebaseerd op de rechterlijke uitspraak, waardoor ook daaraan geen betekenis kan worden toegekend als bedoeld in de Wet brp. [appellant] heeft geen bewijsstukken overgelegd, waarin de door hem gestelde geboortedatum onmiskenbaar wordt bevestigd.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college op goede gronden heeft besloten om niet over te gaan tot correctie van de geboortedatum van [appellant] in de brp.
Beoordeling
3.       In hoger beroep is alleen nog aan de orde de vraag of de rechterlijke uitspraak van 24 april 2018 uit Guinee en de daarop gebaseerde geboorteakte en paspoort aanleiding hadden moeten zijn om het verzoek van [appellant] om correctie van zijn geboortedatum in de brp toe te wijzen.
Toetsingskader
4.       De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2799), moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.
4.2.    De Afdeling heeft in haar uitspraken van 4 mei 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1198 en ECLI:NL:RVS:2022:1300) de voorheen gehanteerde toetsingsmaatstaf, te weten dat voor het wijzigen van in de brp geregistreerde gegevens onomstotelijk moet vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn, genuanceerd. De nieuwe toetsingsmaatstaf is dat beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn.
4.3.    Zoals de Afdeling in de uitspraken van 4 mei 2022 samenvattend heeft overwogen, moet in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag worden beantwoord of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, buiten redelijke twijfel volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving in de brp heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
4.4.    Brondocumenten zijn de in artikel 2.8, tweede lid, onder a tot en met e, van de Wet brp omschreven documenten. Een buiten Nederland opgemaakte akte, gedane rechterlijke uitspraak of geschrift waarin het feit is vermeld waarover het verzoek tot opneming gaat, zijn brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, respectievelijk d, van de Wet brp als de akte, uitspraak of het geschrift overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat. Een paspoort waarin het desbetreffende feit wordt vermeld, kan zo'n geschrift zijn (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 127). In een beperkt aantal uitspraken heeft de Afdeling overwogen dat een paspoort geen brondocument kan zijn, omdat dit wordt verleend op grond van andere documenten. De Afdeling heeft deze lijn bij de uitspraken van 4 mei 2022 verlaten, omdat daarmee een te enge uitleg van het begrip brondocument werd aangehouden.
4.5.    Dat sprake is van een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c of d, betekent niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2891 en van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:702). Bij het beoordelen of deze feiten moeten worden verwerkt, moet ook rekening worden gehouden met de relevante bepalingen uit paragraaf 3 van Afdeling 1 van Hoofdstuk 2 van de Wet brp. Zo is van belang dat uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en in processuele zin (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, 128). Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, is dat deze er blijk van moet geven op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2285.
Heeft [appellant] brondocumenten overgelegd?
4.6.    De rechterlijke uitspraak van 24 april 2018 uit Guinee en de daarop gebaseerde geboorteakte van 24 april 2018 uit Guinee en het Guineese paspoort, zijn overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakt en hebben ten doel tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat, te weten in dit geval de geboortedatum van [appellant]. Aan de echtheid van deze stukken, anders dan aan de echtheid van het uittreksel uit het strafregister van 24 april 2018, wordt niet getwijfeld. De uitspraak, de geboorteakte en het paspoort zijn daarom brondocumenten in de zin van artikel 2.8, tweede lid, onder c (uitspraak en geboorteakte), respectievelijk d (paspoort), van de Wet brp.
Volgt uit de brondocumenten buiten redelijke twijfel dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn?
4.7.    De rechterlijke uitspraak uit Guinee is gebaseerd op twee getuigenverklaringen die niet in of bij de uitspraak zijn opgenomen en waarover in dit geding niet wordt beschikt, terwijl ook overigens niet duidelijk is waarvan de Guineese rechter bij zijn oordeelsvorming is uitgegaan. Ook in hoger beroep heeft [appellant] namelijk geen verklaringen van genoemde getuigen ingebracht. [appellant] heeft op de zitting in hoger beroep bovendien verklaard dat de getuigen bij de rechtbank in Guinee, die te jong zijn om uit eerste hand te weten wanneer hij is geboren, daarom niet konden verklaren over zijn geboortedatum, maar wel over zijn leeftijd. De gestelde getuigenverklaringen zouden daarom hooguit uitsluitsel bieden over zijn geschatte leeftijd en niet over zijn exacte geboortedatum. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college in het besluit voldoende heeft gemotiveerd dat de in de rechterlijke uitspraak uit Guinee vermelde informatie onvoldoende betrouwbaar is om de gevraagde wijziging van de geboortedatum in de brp door te voeren. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank daarbij onvoldoende rekening heeft gehouden met de gang van zaken in Guinee, waar de burgerlijke stand niet goed is geregeld, slaagt niet. Zelfs als bij de geboorte van [appellant] geen geboorteakte is opgemaakt, zoals hij stelt en wat in Guinee volgens algemene ambtsberichten Guinee 2011 en 2014 toen gebruikelijk was, en zijn geboortedatum daarom op andere wijze moet worden vastgesteld, neemt dat de twijfel over de juistheid van de in de rechterlijke uitspraak uit Guinee vermelde geboortedatum niet weg. [appellant] heeft de twijfel ook niet zelf weggenomen met aanvullend bewijs, als bijvoorbeeld een kiezerspas uit Guinee of een bewijs van zijn inschrijving bij een opleiding in Guinee.
4.8.    Uit 3.7 volgt dat de rechterlijke uitspraak uit Guinee niet berust op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens. Omdat de geboorteakte en het paspoort uit Guinee zijn vervaardigd naar aanleiding van de rechterlijke uitspraak uit Guinee, geldt hetzelfde voor deze documenten. Uit de beschikbare brondocumenten volgt dus niet buiten redelijke twijfel dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. De Nederlandse openbare orde als bedoeld in artikel 2.10 van de Wet brp, verzet zich daarom tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze brondocumenten vermelde feiten en opname daarvan in de brp. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
Ten slotte
4.9.    Dat [appellant] naar eigen zeggen een plausibele verklaring heeft afgelegd over de onjuiste leeftijd die hij bij het opmaken van de verklaring onder ede heeft opgegeven, te weten dat hij voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning heeft gezegd dat hij minderjarig was, helpt hem niet. Het opgeven van een onjuiste geboortedatum komt voor zijn rekening en risico. Dat geldt temeer omdat er volgens hem destijds geen geboorteakte is opgemaakt, zodat hij door destijds aldus te verklaren zelf bewust de bewijsnood heeft veroorzaakt waarin hij zich nu bevindt. Dat hij vindt dat hij er ouder uitziet dan zijn leeftijd volgens de brp, is geen aanvullend bewijs waarmee het college rekening kon houden, alleen al omdat dit standpunt niet met objectieve en verifieerbare gegevens als bijvoorbeeld een deskundigenrapport, is onderbouwd. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.1.    Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Klein
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2022
176-983
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
[..]
Artikel 2.8
[..]
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder
b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder
d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder
e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
[..]
Artikel 2.10
[..]
Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
[..]
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling [artikelen 2.1-2.61].
[..]