ECLI:NL:RVS:2022:1933
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. Op 9 augustus 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 24 juni 2022, waarin de situatie in Italië voor statushouders werd besproken.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.