ECLI:NL:RVS:2022:2031
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 februari 2021 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 1 juli 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met uitzondering van de weigering om een verblijfsvergunning te verlenen. De staatssecretaris werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak van de rechtbank.
Na de uitspraak van de rechtbank heeft de staatssecretaris op 6 december 2021 geweigerd om de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verlenen. Vervolgens heeft de rechtbank op 20 juni 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In het licht van deze ontwikkelingen heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft, gelet op de ingediende argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek waren gemaakt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.