ECLI:NL:RVS:2022:2031

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
202104945/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 februari 2021 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 1 juli 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met uitzondering van de weigering om een verblijfsvergunning te verlenen. De staatssecretaris werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak van de rechtbank.

Na de uitspraak van de rechtbank heeft de staatssecretaris op 6 december 2021 geweigerd om de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verlenen. Vervolgens heeft de rechtbank op 20 juni 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In het licht van deze ontwikkelingen heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.

De voorzieningenrechter heeft, gelet op de ingediende argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek waren gemaakt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.

Uitspraak

202104945/2/V2.
Datum uitspraak: 15 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 1 juli 2021 in zaak nr. NL21.4010 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 juli 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, behalve voor zover de staatssecretaris heeft geweigerd de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, en bepaald dat de staatssecretaris voor het vernietigde deel een nieuw besluit neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 6 december 2021 heeft de staatssecretaris geweigerd de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij besluit van 20 juni 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2022
853