ECLI:NL:RVS:2022:2366
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling na hoger beroep
Op 16 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 30 oktober 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 22 maart 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, op 2 mei 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarnaast werd het betoog van de vreemdeling dat het mvv-vereiste in haar geval strijd oplevert met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel verworpen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de door de vreemdeling aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat het mvv-vereiste onevenredig uitwerkt.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022.