ECLI:NL:RVS:2022:2879
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
Op 7 oktober 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 14 april 2021 geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen dwangsom verschuldigd was wegens het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.L.J. Reijnen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvragen die aan de orde zijn, zijn eerder door de Afdeling beantwoord in eerdere uitspraken, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de consistentie in de rechtspraak met betrekking tot asielaanvragen en de bijbehorende termijnen.