ECLI:NL:RVS:2022:2879

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
202102596/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel

Op 7 oktober 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 14 april 2021 geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen dwangsom verschuldigd was wegens het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.L.J. Reijnen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvragen die aan de orde zijn, zijn eerder door de Afdeling beantwoord in eerdere uitspraken, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de consistentie in de rechtspraak met betrekking tot asielaanvragen en de bijbehorende termijnen.

Uitspraak

202102596/1/V1.
Datum uitspraak: 7 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 april 2021 in zaak nr. NL21.3638 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2021 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat hij geen dwangsom is verschuldigd wegens het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 14 april 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.L.J. Reijnen, advocaat te Geleen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over rechtsvragen die eerder door de Afdeling zijn beantwoord (uitspraak van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2949, over het opschorten van de dwangsomtermijn door overmacht, onder 11 t/m 11.2, en uitspraak van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3020, onder 3.4, over het door de staatssecretaris met zes maanden verlengen van de termijn om een besluit te nemen voor alle asielaanvragen waarbij die termijn op 20 mei 2020 nog niet was verstreken (WBV 2020/12, Stcrt. 2020, nr. 26964)). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verbeek
griffier
574-966