ECLI:NL:RVS:2022:3846
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 22 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. T. Thissen, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 mei 2022 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 april 2022 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De vreemdelingen stelden in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld over hun aanvragen.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een andere uitspraak. De Raad van State concludeerde dat het hogerberoepschrift geen nieuwe vragen bevatte die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de toepassing van eerder vastgestelde rechtsprincipes in asielzaken. De Raad van State bevestigt hiermee de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept dat niet elke rechtsvraag aanleiding geeft tot een heroverweging in hoger beroep.