ECLI:NL:RVS:2022:434
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 10 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 28 november 2019, een aanvraag ingediend die was afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 20 oktober 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Veelen-de Hoop, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdeling nog steeds belang had bij de beoordeling van het hoger beroep, ondanks dat hij met onbekende bestemming was vertrokken. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris beter moest onderzoeken of de vreemdeling, die als afvallige of atheïst werd beschouwd, bij terugkeer naar Iran risico liep op vervolging of onmenselijke behandeling. De vierde grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was.
De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris van 28 november 2019. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.