ECLI:NL:RVS:2023:1601

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
202205940/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake verblijfsvergunning asiel

Op 25 april 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 16 september 2022 het beroep van de vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit betrof de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 14 maart 2022 was ingewilligd door de staatssecretaris.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, heeft hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals vermeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

De Raad van State heeft verder opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, eerder door de Afdeling is beantwoord in een uitspraak van 21 september 2022. Het hoger beroep biedt geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.

Uitspraak

202205940/1/V3.
Datum uitspraak: 25 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 16 september 2022 in zaak nr. NL22.6263 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij uitspraak van 16 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2709, onder 5.1, over het belang bij doorprocederen over de verleningsgrond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023
872