ECLI:NL:RVS:2023:1601
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake verblijfsvergunning asiel
Op 25 april 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 16 september 2022 het beroep van de vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit betrof de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 14 maart 2022 was ingewilligd door de staatssecretaris.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, heeft hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals vermeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State heeft verder opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, eerder door de Afdeling is beantwoord in een uitspraak van 21 september 2022. Het hoger beroep biedt geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.