ECLI:NL:RVS:2023:1918
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- N. Verheij
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inreisverbod en vertrekbevel van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 8 oktober 2020 is genomen. De staatssecretaris heeft de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en heeft een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 23 juli 2021 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechters hebben overwogen dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Bovendien is de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, eerder door de Afdeling beantwoord.
De Afdeling heeft vastgesteld dat het besluit van 8 oktober 2020 duidelijk aangeeft dat Syrië het land van terugkeer is. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster als voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek als griffier.