ECLI:NL:RVS:2023:2877

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
201904774/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep door vreemdeling na intrekking door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 26 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft verzocht om veroordeling in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van het hoger beroep door de staatssecretaris, die eerder hoger beroep had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 juni 2019. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, had kosten gemaakt in verband met een prejudiciële procedure die door het Hof van Justitie was behandeld. De staatssecretaris trok het hoger beroep in na de prejudiciële uitspraak van het Hof van Justitie op 8 november 2022, maar de Afdeling oordeelde dat er geen aanleiding was om het verzoek van de vreemdeling toe te wijzen. De Afdeling stelde vast dat er sprake was van samenhangende zaken en dat de staatssecretaris al was veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in een andere uitspraak. Uiteindelijk werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen, en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

201904774/3/V3.
Datum uitspraak: 26 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:118, eerste lid, en 8:75 van de Awb).
Procesverloop
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 18 juni 2019 in zaak nr. NL19.13032.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij arrest van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, heeft het Hof van Justitie de door de Afdeling bij verwijzingsuitspraak van 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3034, gestelde prejudiciële vraag beantwoord.
De staatssecretaris heeft het hoger beroep bij brief van 8 december 2022 ingetrokken.
De vreemdeling heeft de Afdeling bij brief van 10 januari 2023 verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken, nadat de vreemdeling kosten heeft gemaakt in verband met de prejudiciële procedure. De Afdeling ziet hierin echter geen aanleiding het verzoek van de vreemdeling toe te wijzen. Er is namelijk sprake van samenhangende zaken (artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht), en de staatssecretaris is bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:2829, al veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
873