ECLI:NL:RVS:2023:2920
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 20 juli 2021 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bulthuis, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. De rechtbank heeft op 22 februari 2022 het beroep ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep is gegaan.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de aanvraag van de vreemdeling niet kon worden toegewezen. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De beslissing is genomen door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J.B. A Campo, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.