ECLI:NL:RVS:2023:3270
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 1 september 2020. De rechtbank had in deze zaak, geregistreerd onder nummer NL20.1534, een beslissing genomen die de staatssecretaris niet beviel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek van de vreemdeling om proceskostenveroordeling aan de orde kwam. De vreemdeling had de staatssecretaris verzocht om vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in verband met het hoger beroep, nadat de staatssecretaris dit hoger beroep had ingetrokken.
De Afdeling heeft in haar overwegingen aangegeven dat ingevolge artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten, indien het hoger beroep door dat bestuursorgaan wordt ingetrokken. De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken na het indienen van zienswijzen door zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, naar aanleiding van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de vreemdeling recht heeft op vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten, die in totaal zijn vastgesteld op € 6.277,50. Dit bedrag is geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.