ECLI:NL:RVS:2023:332

Raad van State

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
202204145/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag had eerder, op 15 juni 2022, het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om uiterlijk op 13 augustus 2022 een besluit te nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,00. De staatssecretaris heeft op 9 september 2022 de aanvraag ingewilligd, maar zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak geen vragen opgeworpen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had nagelaten om vast te stellen dat hij een bestuurlijke dwangsom had verbeurd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak van de Raad van State is gedaan op 27 januari 2023, waarbij de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het beroep tegen het besluit van 9 september 2022 ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

202204145/1/V1.
Datum uitspraak: 27 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 15 juni 2022 in zaak nr. NL22.7765 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 15 juni 2022 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard, de staatssecretaris opgedragen om uiterlijk op 13 augustus 2022 een besluit op de aanvraag bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak en bepaald dat de staatssecretaris aan de vreemdeling een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee hij die termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.E.M. de Vries, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 9 september 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag ingewilligd, zonder daarbij vast te stellen dat hij aan de vreemdeling een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5 en onder 9.1 en 9.2, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel, het doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
3.       Het besluit van 9 september 2022 wordt, gelet op artikel 6:24, gelezen in samenhang met artikel 6:20, derde lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Bij dit besluit heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling ingewilligd, zonder daarbij vast te stellen dat hij aan de vreemdeling een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Met dit laatste is de vreemdeling het niet eens.
3.1.    Gelet op wat de Afdeling in de uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353, onder 6.1, heeft overwogen, heeft de staatssecretaris terecht nagelaten om vast te stellen dat hij aan de vreemdeling een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Het beroep tegen het besluit van 9 september 2022 is daarom ongegrond.
4.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       verklaart het beroep tegen het besluit van 9 september 2022 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2023
392