202206402/1/V2.
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling]
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Procesverloop
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 oktober 2022 in zaak nr. NL20.8963.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij brief van 12 juli 2023 heeft de staatssecretaris het hoger beroep ingetrokken.
De vreemdeling heeft het hoger beroep bij brief van 2 augustus 2023 eveneens ingetrokken en heeft de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
De staatssecretaris heeft verweer gevoerd tegen het verzoek om proceskostenveroordeling.
Bij brief van 15 augustus 2023, aangevuld op 17 augustus 2023, heeft de vreemdeling daarop gereageerd.
Overwegingen
Proceskosten in verband met het hoger beroep van de vreemdeling
1. De vreemdeling heeft het hoger beroep in reactie op de brief van de staatssecretaris van 26 juli 2023 ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de staatssecretaris met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen (uitspraak van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855). 1.1. De staatssecretaris heeft medegedeeld dat hij afziet van de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en dat de vreemdeling daarvan in het bezit blijft. Zoals de staatssecretaris terecht betoogt, is het terugdraaien van de intrekking van de verblijfsvergunning asiel gelegen in de opdracht van de rechtbank om een nieuw besluit te nemen wegens een door haar geconstateerd gebrek in het terugkeerbesluit. Met dit gegeven staat vast dat de staatssecretaris niet is tegemoetgekomen aan wat de vreemdeling in hoger beroep heeft aangevoerd. Dat hoger beroep is immers juist gericht tegen andere delen van de uitspraak van de rechtbank. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3958. 2. Het verzoek om veroordeling in de proceskosten in verband met het hoger beroep van de vreemdeling wordt afgewezen.
Proceskosten in verband met het hoger beroep van de staatssecretaris
3. Op grond van artikel 8:118, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het hoger beroep door een bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
3.1. De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken, nadat de vreemdeling kosten had gemaakt voor het geven van een schriftelijke uiteenzetting. Deze kosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking.
4. Het verzoek om veroordeling in de proceskosten in verband met het hoger beroep van de staatssecretaris wordt toegewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
5.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten die zijn opgekomen in verband met het hoger beroep van de vreemdeling af;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep van de staatssecretaris opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2023
915