ECLI:NL:RVS:2023:3813

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
202204104/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, had op 1 juli 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. De vreemdeling was van mening dat de rechtbank ten onrechte geen dwangsom had verbonden aan de uitspraak, wat aanleiding gaf tot het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 oktober 2023 geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is. De rechtbank had inderdaad moeten voorzien in een dwangsom voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft de uitspraak na te leven, zoals voorgeschreven in artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze geen dwangsom had verbonden.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot het verbeuren van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 7.500,00, en tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 418,00. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig besluiten te nemen en de gevolgen van het niet naleven van rechterlijke uitspraken.

Uitspraak

202204104/1/V2.
Datum uitspraak: 17 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 1 juli 2022 in zaak nr. NL22.3011 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 1 juli 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen zestien weken een besluit op de aanvraag te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. van den Heuvel, advocaat te Made, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in zijn enige grief terecht dat de rechtbank in haar uitspraak ten onrechte geen rechterlijke dwangsom heeft verbonden aan iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft die uitspraak na te leven. Gelet op artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb moet de rechtbank dit namelijk wel doen als zij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaart en er nog geen besluit is bekendgemaakt. De Afdeling wijst in dit kader op haar uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353, onder 5.5.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover de rechtbank heeft nagelaten een dwangsom te verbinden aan haar uitspraak voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De staatssecretaris moet de door de vreemdeling in hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden. Omdat het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen de overweging van de rechtbank over de dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit, en van eenvoudige aard is, merkt de Afdeling de zaak als "licht" aan en past zij wegingsfactor 0,5 toe.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 1 juli 2022 in zaak nr. NL22.3011, voor zover de rechtbank heeft nagelaten een dwangsom te verbinden aan haar uitspraak voor iedere dag dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke blijft de uitspraak na te leven;
III.      bepaalt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt van € 100,00 voor elke dag waarmee hij de in de uitspraak van de rechtbank genoemde termijn overschrijft, met een maximum van €7.500,00;
IV.     veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 418,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2023
936