ECLI:NL:RVS:2023:3888

Raad van State

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
202204499/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 27 januari 2021, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 5 augustus 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 1 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om anders te oordelen.

Daarnaast werd een verzoek van de staatssecretaris om een recent besluit over het Chavez-Vilchez-verblijfsrecht van de vreemdeling bij de beoordeling van het hoger beroep te betrekken, afgewezen. Dit besluit was niet relevant voor de huidige procedure. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de uitspraak werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202204499/1/V2.
Datum uitspraak: 20 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 1 juli 2022 in zaak nr. 21/4923 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 5 augustus 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 17 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1060, onder 4.1 tot en met 4.3, over de beoordeling van artikel 8 van het EVRM bij een vreemdeling met een Chavez-Vilchez-verblijfsrecht). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Bij brief van 18 juli 2023 heeft de staatssecretaris de Afdeling verzocht om zijn besluit van 14 juli 2023 over het Chavez-Vilchez-verblijfsrecht van de vreemdeling en voortgezet verblijf bij de beoordeling van dit hoger beroep te betrekken. Aan dit verzoek kan niet tegemoet worden gekomen, omdat dit besluit van 14 juli 2023 geen besluit is als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. Dit besluit is namelijk niet genomen op de aanvraag waarover deze procedure gaat. De staatssecretaris zal op het door de vreemdeling tegen dit besluit gemaakte bezwaar moeten beslissen.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2023
314-1047