ECLI:NL:RVS:2023:3888
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 27 januari 2021, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 5 augustus 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 1 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om anders te oordelen.
Daarnaast werd een verzoek van de staatssecretaris om een recent besluit over het Chavez-Vilchez-verblijfsrecht van de vreemdeling bij de beoordeling van het hoger beroep te betrekken, afgewezen. Dit besluit was niet relevant voor de huidige procedure. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de uitspraak werd in het openbaar uitgesproken.