ECLI:NL:RVS:2023:4070

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
202304940/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 november 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 26 juni 2023 niet in behandeling is genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 26 juli 2023 de aanvraag gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

In de overwegingen van de Raad van State werd de rechtsvraag behandeld of de staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd dat hij voor Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan. De Afdeling oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagde, en verklaarde het hoger beroep gegrond. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de Afdeling beoordeelde het beroep verder. De vreemdeling had betoogd dat zijn asielaanvraag in behandeling moest worden genomen vanwege bijzondere, individuele omstandigheden, maar had deze niet voldoende toegelicht.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 november 2023.

Uitspraak

202304940/1/V3.
Datum uitspraak: 2 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 26 juli 2023 in zaak nr. NL23.19111 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij mondelinge uitspraak van 26 juli 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De in de enige grief opgeworpen rechtsvraag of de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat hij voor Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan heeft de Afdeling bij uitspraak van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit voort dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling beoordeelt het beroep. Daarbij bespreekt zij alleen beroepsgronden waarover de rechtbank nog geen oordeel heeft gegeven en beroepsgronden waarop na de overwegingen in hoger beroep nog moet worden beslist.
2.1.    De vreemdeling heeft betoogd dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling moet nemen omdat het onevenredig hard is om hem over te dragen aan Kroatië vanwege bijzondere, individuele omstandigheden en een bijzonder samenstel van factoren (artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening). Maar de vreemdeling heeft in zijn zienswijze, in beroep noch in hoger beroep uitgelegd wat die omstandigheden en factoren zijn. Alleen al daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
3.       Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 26 juli 2023 in zaak nr. NL23.19111;
III.      verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2023
873-1017