ECLI:NL:RVS:2023:4218

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
202205144/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake rechtmatig verblijf

Op 15 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een vreemdeling om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van de aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De aanvraag was op 12 april 2021 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 5 augustus 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag oordeelde op 29 juli 2022 dat het beroep van de vreemdeling gegrond was en vernietigde de afwijzing, met de opdracht aan de staatssecretaris om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

In de tussentijd heeft de staatssecretaris op 26 oktober 2023 het bezwaar van de vreemdeling opnieuw ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroepsgronden ingediend en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat uit het verzoek niet blijkt van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202205144/2/V1.
Datum uitspraak: 15 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 juli 2022 in zaak nr. 21/5080 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 5 augustus 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 26 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het tegen het besluit van 12 april 2021 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft daartegen beroepsgronden ingediend. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Uit het verzoek blijkt niet van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Jongeneel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023
958