ECLI:NL:RVS:2023:4383
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Raad van State op 28 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 23 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had op 24 november 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door mr. P.E.J.M. Bartels, advocaat te Utrecht.
De Raad van State overwoog dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, wat betekent dat er geen nieuwe overwegingen zijn die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Uiteindelijk bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 november 2023, en de betrokken rechters waren mr. M. Soffers als lid van de enkelvoudige kamer en mr. J.J.P.G. van Bekhoven als griffier.