ECLI:NL:RVS:2023:4548

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
202206414/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 7 december 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De zaak betreft de aanvragen van drie vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 15 augustus 2022 niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank had op 2 november 2022 de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard, de besluiten van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er nieuwe besluiten moesten worden genomen met inachtneming van de uitspraak.

In het hoger beroep klaagde de staatssecretaris over het oordeel van de rechtbank dat de vreemdelingen aannemelijk hadden gemaakt dat zij in Bulgarije geen internationale bescherming meer hadden. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagde. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Afdeling oordeelde dat er geen beroepsgronden waren die de rechtbank niet had besproken, waardoor de beroepen van de vreemdelingen alsnog ongegrond werden verklaard. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de staatssecretaris bij het verlenen van asiel en de noodzaak voor vreemdelingen om hun verblijfsdocumenten tijdig te verlengen of te vervangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. M.W. Schippers, griffier.

Uitspraak

202206414/1/V3.
Datum uitspraak: 7 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 2 november 2022 in zaken nrs. NL22.16432, NL22.16434 en NL22.16436 in het geding tussen:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluiten van 15 augustus 2022 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 2 november 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       In zijn enige grief klaagt de staatssecretaris terecht over het oordeel van de rechtbank dat de vreemdelingen aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Bulgarije geen internationale bescherming meer hebben omdat zij de geldigheidsduur van hun Bulgaarse verblijfsdocumenten niet tijdig hebben verlengd of die documenten niet tijdig hebben vervangen. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3967, onder 4-4.15. De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, zijn de beroepen alsnog ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 2 november 2022 in zaken nrs. NL22.16432, NL22.16434 en NL22.16436;
III.      verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023
873