ECLI:NL:RVS:2024:1089
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel na niet in behandeling nemen aanvraag
Op 18 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 12 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 1 februari 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.E. Muller, hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris, na het indienen van het hoger beroep, de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen. De Afdeling oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij zijn doel had bereikt door de behandeling van zijn aanvraag. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris was niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, omdat hij de aanvraag uiteindelijk heeft behandeld als gevolg van tijdsverloop en niet uit tegemoetkoming aan de vreemdeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.W. Schippers, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 18 maart 2024.