ECLI:NL:RVS:2024:1200
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E. Ebes, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 26 april 2023 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 maart 2023 had besloten hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen stelden dat de staatssecretaris deze besluiten niet deugdelijk had gemotiveerd.
In het hoger beroep werd door de vreemdelingen betoogd dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat hij voor Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan. De Afdeling oordeelde echter dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. De rechtbank had de zaak eerder behandeld en de vragen die in het hoger beroep werden gesteld, waren reeds beantwoord in eerdere rechtspraak. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe vragen waren die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak houdt in dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 maart 2024.