ECLI:NL:RVS:2024:1242
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep asielaanvraag vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard na in behandeling nemen door staatssecretaris
Op 27 maart 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 april 2023 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 5 juli 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.H. Gart, hoger beroep ingesteld.
Na het indienen van het hoger beroep heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen. De Raad van State overwoog dat de vreemdeling hierdoor onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien zij haar doel had bereikt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de staatssecretaris de aanvraag inmiddels had behandeld. De staatssecretaris was niet verplicht om proceskosten te vergoeden, aangezien hij de aanvraag pas na tijdsverloop in behandeling had genomen en niet tegemoet was gekomen aan de vreemdeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op asielaanvragen. De beslissing werd genomen door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.