ECLI:NL:RVS:2024:1467
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 20 december 2021 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 24 maart 2022 ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 19 september 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de grieven van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De eerste grief betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, en de tweede grief biedt geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. De Afdeling oordeelt dat er geen twijfel bestaat over de beantwoording van de vragen die door de vreemdeling zijn opgeworpen.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2024.