202203437/1/A3.
Datum uitspraak: 10 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tilburg,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 mei 2022 in zaak nr. 21/2861 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2020 heeft de burgemeester aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd vanwege het exploiteren van een seksinrichting aan de [locatie] te Tilburg zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
Bij besluit van 8 december 2020 heeft de burgemeester vastgesteld dat [appellant] een dwangsom van € 1.000,00 heeft verbeurd en meegedeeld dat [appellant] dit bedrag binnen zes weken moet betalen.
Bij besluit van 20 mei 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] tegen de besluiten van 24 januari 2020 en 8 december 2020 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 mei 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 maart 2024, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. van den Biggelaar, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] was ten tijde van belang ingeschreven op het adres [locatie] te Tilburg en woonde daar ook. Medewerkers van de politie, van de Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel (hierna: AVIM), en twee toezichthouders van de gemeente Tilburg hebben op 26 november 2019 een bezoek gebracht aan de door [appellant] gehuurde woning. Aanleiding hiervoor was contact met een vrouw via een advertentie op de website kinky.nl, waarin seks tegen betaling werd aangeboden. Medewerkers van de AIVM hebben het telefoonnummer dat in de advertentie stond vermeld gebeld. In dit telefoongesprek werd het adres [locatie] doorgegeven als bezoekadres. Bij aankomst werd de voorportiek geopend, maar deed niemand de voordeur open. Bij vertrek zagen de medewerkers van de AVIM een vrouw door het raam naar buiten kijken. Op 27 november 2019 is de woning aan de [locatie] bekeken. De bevindingen van 26 en 27 november 2019 zijn neergelegd in een controleblad Handhaving. Op 3 december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders [appellant] een waarschuwing gestuurd waarin het hem te kennen heeft gegeven dat hij de prostitutieactiviteiten per direct moet beëindigen en beëindigd moet houden. In de nacht van 12 op 13 januari 2020 heeft de politie een melding ontvangen waarna de politie ter plaatse is geweest. De agenten hebben de melder aangetroffen die verklaarde dat hij seks tegen betaling heeft gehad met een prostitué die heeft geadverteerd op de website kinky.nl. De prostitué heeft bevestigd werkzaam te zijn als prostitué en dat hij [appellant] een klein bedrag betaalt om zijn woning te mogen gebruiken als werk- en slaapplek. De bevindingen van de politie zijn neergelegd in het mutatierapport van 13 januari 2020.
2. Volgens de burgemeester was er ten tijde van belang sprake van een seksinrichting op het adres [locatie] zonder een vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. [appellant] kan volgens de burgemeester worden beschouwd als exploitant van deze illegale seksinrichting. De burgemeester heeft een last onder dwangsom opgelegd van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 3.000,00 vanwege het overtreden van artikel 97 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tilburg (hierna: APV). Tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt. De burgemeester heeft vastgesteld dat [appellant] een dwangsom heeft verbeurd, omdat de overtreding niet is beëindigd naar aanleiding van de bestuursdwang. Uit het controlerapport van de politie van 15 oktober 2020 blijkt namelijk dat de politie een prostituee in de woning van [appellant] heeft aangetroffen. Ook tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt. De burgemeester heeft de bezwaren van [appellant] ongegrond verklaard, omdat uit alle constateringen en verklaringen blijkt dat er sprake is van bedrijfsmatige seksuele handelingen in de door [appellant] gehuurde woning. Er is ondubbelzinnig bewijs van de prostitutieactiviteiten, waardoor de dwangsom terecht wordt ingevorderd, aldus de burgemeester.
Juridisch kader
3. Artikel 94 van de APV luidt:
"In deze Afdeling wordt verstaan onder: […]
c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; […]"
Artikel 97 van de APV luidt:
"1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.[…]"
Aangevallen uitspraak
4. De rechtbank heeft overwogen dat vast staat dat de medewerkers van de AVIM op 26 november 2019 en de melder van een incident met een prostitué op 13 januari 2020 via een advertentie voor seksuele handelingen tegen betaling op de website kinky.nl bij de [locatie] zijn terechtgekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een seksinrichting met een bedrijfsmatig karakter. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze website wordt gebruikt voor het maken van betaalde seksafspraken. Op 13 januari 2020 trof de politie bij de woning een prostitué aan die verklaarde dat hij zojuist een klant had ontvangen en dat hij geld betaalt aan [appellant] om de woning te gebruiken als werk- en slaapplek. Uit het mutatierapport van 13 januari 2020 blijkt dat er diverse aan seks gerelateerde voorwerpen in de woning van [appellant] zijn aangetroffen. De rechtbank acht het van belang dat zowel de aangetroffen vrouw op 26 november 2019 als de prostitué op 13 januari 2020 allebei een advertentie hadden geplaatst op de website kinky.nl. Dit is voor de rechtbank een indicatie dat er vaker met klanten wordt afgesproken. De rechtbank is [appellant] daarom niet in zijn standpunt gevolgd dat sprake is van een incident met één klant en dat de omvang van de seksuele activiteiten te gering is om bedrijfsmatig te zijn.
5. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist of kon weten wat zich in de woning afspeelde. Van belang is dat [appellant] stond ingeschreven in de woning, dat hij hier woonde, dat er sprake is van een woning van gemiddelde grootte en dat [appellant] thuis was op zowel 26 november 2019 als op 13 januari 2020. [appellant] kan daarom als overtreder in de zin van artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden aangemerkt, aldus de rechtbank.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester terecht vastgesteld dat [appellant] de opgelegde last heeft overtreden en een dwangsom van € 1000,00 heeft verbeurd.
Gronden en beoordeling hoger beroep
7. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen. Hij voert in hoger beroep aan dat hij geen kennis had over wat er in de door hem gehuurde woning afspeelde. Hij kende de prostitué die de agenten op 13 januari 2020 in zijn woning hebben aangetroffen niet. [appellant] stelt enkel een vriendendienst aan te hebben geboden door onderdak te bieden aan een vriend van een vriend. De rechtbank heeft hem dan ook ten onrechte als overtreder aangemerkt, aldus [appellant].
8. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Awb wordt onder overtreder verstaan degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is een overtreder in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Voor de beantwoording van de vraag of een ander dan degene die de verboden handeling fysiek verricht als functionele pleger van de overtreding kan worden aangemerkt, heeft de Afdeling aansluiting gezocht bij de criteria van de Hoge Raad voor de toerekening van verboden gedragingen aan natuurlijke personen. Van belang is of een (verboden) gedraging in redelijkheid aan de natuurlijke persoon als (functioneel) dader kan worden toegerekend indien deze erover vermocht te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en indien zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de natuurlijke persoon werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de natuurlijke persoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2067 en zie verder het arrest van de Hoge Raad van 23 februari 1954, ECLI:NL:HR:1954:3 (IJzerdraad-arrest), zoals verduidelijkt in het arrest van de Hoge Raad van 8 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3487). 9. De Afdeling stelt vast dat de verboden gedragingen vallen onder de beschikkingsmacht van [appellant], omdat [appellant] ten tijde van belang de gebruiksgerechtigde was van de woning aan de [locatie]. [appellant] bepaalde als huurder van de woning wie toegang had tot het appartement. Daarom had [appellant] de verboden gedragingen kunnen voorkomen door de bezoekers van zijn woning vooraf voorwaarden te stellen of voorlichting te geven over de regels die gelden binnen de gemeente Tilburg voor het exploiteren van seksinrichtingen. [appellant] heeft als huurder van de woning niet de zorg betracht die redelijkerwijs van hem kon worden verwacht met het oog op het voorkomen van de verboden gedragingen. De Afdeling is daarom met de rechtbank van oordeel dat de burgemeester [appellant] terecht als overtreder van het verbod in artikel 97, eerste lid van de APV heeft aangemerkt. Het betoog slaagt niet.
10. De gronden die [appellant] voor het overige in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 7 en 8 opgenomen overwegingen, die hierboven verkort zijn weergegeven, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Conclusie
11. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
12. De burgmeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024
735-1101