ECLI:NL:RVS:2024:1655
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris Justitie en Veiligheid
Op 19 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 januari 2024 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 29 februari 2024 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris geen spoedeisende omstandigheden had aangevoerd die het treffen van de verzochte voorlopige voorziening rechtvaardigden. De overdrachtstermijn voor de vreemdeling was op 14 april 2024 verstreken, en er was geen bewijs dat de vreemdeling was overgedragen. Dit betekende dat Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van het asielverzoek. De voorzieningenrechter concludeerde dat de termijn die de rechtbank had gesteld voor het nemen van een nieuw besluit niet meer relevant was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 april 2024, en de voorzieningenrechter was mr. J.J.W.P. van Gastel, bijgestaan door griffier mr. J.R. Trox.