ECLI:NL:RVS:2024:2077
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kind, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 27 juni 2023 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 6 september 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Igdeli, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris, op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, nadere schriftelijke inlichtingen verstrekt. Na het indienen van het hoger beroep heeft de staatssecretaris echter besloten om de asielaanvraag alsnog in behandeling te nemen. Dit heeft geleid tot de vraag of de vreemdeling nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, aangezien zij haar doel heeft bereikt.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat de staatssecretaris haar asielaanvraag inmiddels in behandeling heeft genomen. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, omdat hij de aanvraag pas na tijdsverloop in behandeling heeft genomen en niet tegemoet is gekomen aan de vreemdeling. De uitspraak is gedaan op 21 mei 2024.