ECLI:NL:RVS:2024:2167

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
202400108/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 13 oktober 2023 is genomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. Op 3 januari 2024 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, en deze uitspraak is op 11 januari 2024 gerectificeerd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris, op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, nadere schriftelijke inlichtingen verstrekt. Na het indienen van het hoger beroep heeft de staatssecretaris echter besloten om de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling te nemen. Dit heeft geleid tot de vraag of de vreemdeling nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, aangezien hij zijn doel heeft bereikt met de behandeling van zijn aanvraag.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat de staatssecretaris zijn asielaanvraag inmiddels in behandeling heeft genomen. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, omdat hij niet aan de vreemdeling tegemoet is gekomen, maar zijn beslissing om de aanvraag in behandeling te nemen was het gevolg van tijdsverloop. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.

Uitspraak

202400108/1/V3.
Datum uitspraak: 27 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 januari 2024, gerectificeerd op 11 januari 2024, in zaak nr. NL23.32575 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 3 januari 2024, gerectificeerd op 11 januari 2024, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven.
Overwegingen
1.       Nadat de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld in deze zaak, heeft de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Hij is dus niet aan de vreemdeling tegemoetgekomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2024
873-985