ECLI:NL:RVS:2024:2167
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 13 oktober 2023 is genomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. Op 3 januari 2024 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, en deze uitspraak is op 11 januari 2024 gerectificeerd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris, op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, nadere schriftelijke inlichtingen verstrekt. Na het indienen van het hoger beroep heeft de staatssecretaris echter besloten om de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling te nemen. Dit heeft geleid tot de vraag of de vreemdeling nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, aangezien hij zijn doel heeft bereikt met de behandeling van zijn aanvraag.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat de staatssecretaris zijn asielaanvraag inmiddels in behandeling heeft genomen. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, omdat hij niet aan de vreemdeling tegemoet is gekomen, maar zijn beslissing om de aanvraag in behandeling te nemen was het gevolg van tijdsverloop. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.