ECLI:NL:RVS:2024:2193
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 28 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft een aanvraag van drie vreemdelingen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris had op 10 september 2019 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de vreemdelingen ongegrond verklaard bij besluit van 25 juni 2021, aangevuld op 16 oktober 2023. De rechtbank Den Haag had op 20 februari 2024 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.
De vreemdelingen hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de vreemdelingen worden uitgezet. Bovendien was er geen aanleiding voor een verdergaande voorlopige voorziening, zoals door de vreemdelingen was verzocht. Het verzoek is dan ook afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.