ECLI:NL:RVS:2024:2349

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
202403260/1/V3 en 202403260/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pater, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 maart 2024 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 juni 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtsvraag die aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord, en dat er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.

De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en werd in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.

Uitspraak

202403260/1/V3 en 202403260/2/V3.
Datum uitspraak: 6 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 mei 2024 in zaak nr. NL24.13795 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2024 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 22 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pater, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraken van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133, onder 4.4 tot en met 4.13, en van 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870, onder 5 tot en met 6.1, over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2024
846