ECLI:NL:RVS:2024:2574
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake overdracht aan Italië
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 3 oktober 2023. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van hun beroep kennis te nemen. Dit beroep volgde op brieven van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat de termijn voor de overdracht aan Italië was opgeschort door een voorlopige voorziening die in hoger beroep was getroffen. De staatssecretaris heeft later laten weten dat de vreemdelingen alsnog in de nationale procedure worden opgenomen, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken. Hierdoor hebben de vreemdelingen het doel van hun procedure bereikt, wat betekent dat zij geen belang meer hebben bij de beoordeling van het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vervolgens overwogen of de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten moet worden veroordeeld. Dit kan het geval zijn als de staatssecretaris aan de vreemdelingen tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep door zijn toedoen is vervallen. De staatssecretaris heeft echter niet tegemoetgekomen aan de vreemdelingen, aangezien het in behandeling nemen van een asielaanvraag geen aanleiding geeft voor proceskostenvergoeding. De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.