ECLI:NL:RVS:2024:2640
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 29 maart 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de bewaring ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de vreemdeling op 18 maart 2024 in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Benayad, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Dit was in lijn met eerdere uitspraken van de Afdeling, waaronder een uitspraak van 6 mei 2024, waarin een vergelijkbare rechtsvraag werd behandeld.
De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om de bewaring onrechtmatig te achten. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier.