ECLI:NL:RVS:2024:3248
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning
Op 9 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 januari 2024 niet in behandeling was genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 11 juli 2024 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De minister van Asiel en Migratie verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep nader onderzoek vergt, mede in het licht van een arrest van het Hof van Justitie van 29 februari 2024. Daarom werd besloten om een voorlopige voorziening te treffen, wat betekent dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort vanaf de dag na de bekendmaking van deze uitspraak. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gedaan op 9 augustus 2024, waarbij de voorzieningenrechter, mr. J.H. van Breda, en de griffier, mr. T.W.A. Weber, aanwezig waren. De beslissing houdt in dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.