ECLI:NL:RVS:2024:3794

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
202400272/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling

Op 15 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 14 december 2023 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In het hoger beroep betoogt de minister van Asiel en Migratie dat de vreemdeling onder het beleid voor teruggekeerde Syriërs valt, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de bewijslastverdeling in de individuele beoordeling van het risico op ernstige schade voor Syriërs correct is. De Afdeling concludeert dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd dat de vreemdeling niet onder de presumptie van een reëel risico op ernstige schade valt.

De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De rechtbank moet de onbesproken gronden van beroep, waaronder de individuele beoordeling van het risico op ernstige schade, alsnog bespreken. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2024.

Uitspraak

202400272/1/V2.
Datum uitspraak: 23 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 december 2023 in zaak nr. NL23.20104 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 14 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Yousef, advocaat in Den Haag, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister betoogt in de enige grief terecht dat de vreemdeling wegens zijn herhaaldelijke eerdere terugkeer naar Syrië onder het beleid over teruggekeerde Syriërs valt, neergelegd in paragraaf C7/33.4.4 van de Vc 2000 ten tijde van belang. In de uitspraak van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3175, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister in het beleid uitgaat van een juiste bewijslastverdeling in de individuele beoordeling van het reële risico op ernstige schade voor vreemdelingen met de Syrische nationaliteit die na een eerder vertrek uit Syrië opnieuw naar en van dat land zijn gereisd. De Afdeling is dus van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de presumptie dat Syriërs een reëel risico op ernstige schade lopen, niet op de vreemdeling van toepassing is. Vergelijk bovenstaande uitspraak van de Afdeling, onder 4.2. Dit betekent dat de grief wat betreft de algemene bewijslastverdeling slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). Dit betekent dat de rechtbank de van haar uitspraak onbesproken gelaten gronden van beroep, onder meer over de individuele beoordeling van het reële risico op ernstige schade, alsnog moet bespreken. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 december 2023 in zaak nr. NL23.20104;
III.      wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Toonen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024
979