ECLI:NL:RVS:2024:3896
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 9 augustus 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling had op 11 november 2022 een aanvraag ingediend, maar de minister had tot de uitspraak van de rechtbank nog geen besluit genomen. Op 11 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid echter de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, waardoor de vreemdeling het doel van de procedure heeft bereikt. Hierdoor heeft hij geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling geen belang meer heeft bij de uitspraak. De minister had de beslistermijn rechtmatig verlengd en heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De minister hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden. De vreemdeling heeft laten weten het eens te zijn met het besluit van 11 december 2023, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan. De uitspraak is gedaan op 27 september 2024.