ECLI:NL:RVS:2024:3899

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
202405898/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning

Op 25 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 15 maart 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 22 augustus 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter had eerder op 19 september 2024 een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Op 24 september 2024 heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn opvang en heeft hij de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd opgemerkt dat er nog geen uitspraak was gedaan over de rechtmatigheid van het besluit van 15 maart 2024. Het bezwaar tegen de beëindiging van de opvang werd aangemerkt als een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die aanleiding gaven om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202405898/3/V2.
Datum uitspraak: 25 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 22 augustus 2024 in zaak nr. NL23.22954 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 22 augustus 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 19 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3787, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het verzoek van de vreemdeling om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
Op 24 september 2024 heeft de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke beëindiging van de opvang en verstrekkingen op dezelfde dag door de minister. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen teneinde weer in de opvang te komen. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft dit verzoek op 24 september 2024 doorgezonden naar de Afdeling.
Overwegingen
1.       Op dit moment heeft de Afdeling in hoger beroep nog geen uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van het besluit van 15 maart 2024. De Afdeling merkt het bezwaar tegen de beëindiging van de opvang en verstrekkingen aan als een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2788, onder 1.2.
2.       Omdat de vreemdeling geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ten opzichte van de situatie ten tijde van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 19 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3787, ziet de voorzieningenrechter opnieuw geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Toonen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024
979