ECLI:NL:RVS:2024:433
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 5 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 december 2023 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 19 januari 2024 ongegrond, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden overgedragen totdat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, mede in het licht van eerdere uitspraken over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Polen. Gezien de omstandigheden en de noodzaak voor verder onderzoek, besloot de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen.
In de beslissing werd bepaald dat de vreemdeling niet zou worden overgedragen totdat er een uitspraak op het hoger beroep was gedaan. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2024.