ECLI:NL:RVS:2024:4339

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
BRS.24.000300
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen inreisverbod en bewaring

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen besluiten van 19 juli 2024, waarin hem werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, een inreisverbod werd uitgevaardigd en hij in bewaring werd gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 2 augustus 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Dit was in lijn met eerdere uitspraken van de Afdeling, waaronder een uitspraak van 9 september 2024, waarin een vergelijkbare rechtsvraag was behandeld.

De Afdeling heeft ook ambtshalve geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.

Uitspraak

BRS.24.000300
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 2 augustus 2024 in zaak nr. NL24.29072 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister van Asiel en Migratie
Procesverloop
Bij besluiten van 19 juli 2024 is de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd en in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 2 augustus 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, advocaat in Lemmer, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 9 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3714, onder 3.2, over een ondertekening van een besluit door de verkeerde bewindspersoon na 2 juli 2024). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024
872-1102