ECLI:NL:RVS:2024:4442
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Kurt, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 20 augustus 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, ongegrond verklaarde. De vreemdeling had verzocht om een voorlopige voorziening, terwijl zijn asielaanvraag inmiddels door de minister alsnog in behandeling was genomen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 november 2024 uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat, omdat de minister de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling heeft genomen, de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden, aangezien hij de asielaanvraag pas na het instellen van het hoger beroep in behandeling heeft genomen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 november 2024.