ECLI:NL:RVS:2024:4442

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
202405412/1/V3 en 202405412/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Kurt, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 20 augustus 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, ongegrond verklaarde. De vreemdeling had verzocht om een voorlopige voorziening, terwijl zijn asielaanvraag inmiddels door de minister alsnog in behandeling was genomen.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 november 2024 uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat, omdat de minister de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling heeft genomen, de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.

Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden, aangezien hij de asielaanvraag pas na het instellen van het hoger beroep in behandeling heeft genomen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 november 2024.

Uitspraak

202405412/1/V3 en 202405412/2/V3.
Datum uitspraak: 5 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 20 augustus 2024 in zaak nr. NL24.25643 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 20 augustus 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Kurt, advocaat in 's-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven.
Overwegingen
1.       Nadat de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld in deze zaak, heeft de minister zijn asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de minister zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Hij is dus niet aan de vreemdeling tegemoetgekomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2024
644-1017