ECLI:NL:RVS:2024:4445

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
202404869/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloten om de aanvragen van drie vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Hiertegen hebben de vreemdelingen op 29 juli 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep gegrond verklaarde en de besluiten van de staatssecretaris vernietigde, met de bepaling dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de minister van Asiel en Migratie de asielaanvragen van de vreemdelingen alsnog in behandeling genomen. Hierdoor hebben de vreemdelingen onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroep, aangezien zij hun doel hebben bereikt. De Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de minister de aanvragen alsnog heeft behandeld en de vreemdelingen dus niet zijn tegemoetgekomen door het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar beslissing het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 november 2024.

Uitspraak

202404869/1/V3.
Datum uitspraak: 4 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 juli 2024 in zaak nr. NL24.19847 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 2 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Nadat de vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld in deze zaak, heeft de minister hun asielaanvragen alsnog in behandeling genomen. De vreemdelingen hebben onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroep, omdat zij hebben bereikt wat zij met hun hoger beroep beogen doordat de minister hun asielaanvragen alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021 ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvragen alsnog in behandeling genomen. Hij is dus niet aan de vreemdelingen tegemoetgekomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2024
846-1073