ECLI:NL:RVS:2024:4707
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel na niet in behandeling nemen aanvraag
Op 20 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 8 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 18 juli 2024 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, hoger beroep ingesteld.
Na het indienen van het hoger beroep heeft de minister van Asiel en Migratie de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen. De Afdeling oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij zijn doel had bereikt door de behandeling van zijn aanvraag. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden, omdat hij de aanvraag pas na tijdsverloop in behandeling had genomen en niet tegemoet was gekomen aan de vreemdeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het handelen van de minister in asielzaken. De beslissing werd vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier.