ECLI:NL:RVS:2024:4930

Raad van State

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
202304287/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en proceskostenvergoeding

Op 2 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 april 2023 niet in behandeling is genomen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard op 5 juli 2023. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, heeft hoger beroep ingesteld.

Na het indienen van het hoger beroep heeft de minister de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De Afdeling oordeelt dat de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat zij haar doel heeft bereikt. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Desondanks heeft de Afdeling overwogen of de minister van Asiel en Migratie moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De Afdeling concludeert dat de minister niet louter door tijdsverloop verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de aanvraag, maar eerder door het niet tijdig versturen van het overnameverzoek. Daarom is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 2625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 december 2024.

Uitspraak

202304287/1/V3.
Datum uitspraak: 2 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 5 juli 2023 in zaak nr. NL23.12063 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 5 juli 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, advocaat in Goes, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling en de staatssecretaris hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Nadat de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, heeft de minister haar asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, omdat zij heeft bereikt wat zij met haar hoger beroep beoogt doordat de minister haar asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3.       Niettemin moet worden bezien of de minister met toepassing van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten moet worden veroordeeld. Daarvoor kan aanleiding bestaan als hij aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen. Anders dan de minister betoogt, is hij in dit geval niet louter als gevolg van tijdsverloop verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de aanvraag. De minister is al eerder verantwoordelijk geworden, namelijk doordat hij het overnameverzoek niet tijdig heeft verstuurd (uitspraak van de Afdeling van 21 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3569, onder 9-9.2). De Afdeling ziet daarom aanleiding om de minister in dit geval in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2024
846