ECLI:NL:RVS:2024:4930
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en proceskostenvergoeding
Op 2 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 april 2023 niet in behandeling is genomen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard op 5 juli 2023. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, heeft hoger beroep ingesteld.
Na het indienen van het hoger beroep heeft de minister de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De Afdeling oordeelt dat de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat zij haar doel heeft bereikt. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Desondanks heeft de Afdeling overwogen of de minister van Asiel en Migratie moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De Afdeling concludeert dat de minister niet louter door tijdsverloop verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de aanvraag, maar eerder door het niet tijdig versturen van het overnameverzoek. Daarom is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 2625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 december 2024.