ECLI:NL:RVS:2024:4939

Raad van State

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
202404274/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 26 april 2024 niet in behandeling is genomen. De rechtbank Den Haag had op 4 juli 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd. Hierop heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft besloten om de voorlopige voorziening te treffen, waardoor de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De zitting voor het hoger beroep is gepland op 10 december 2024, en de overdrachtstermijn verstrijkt op 4 januari 2025. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is vastgesteld door mr. N. Verheij, de voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, de griffier.

Uitspraak

202404274/3/V3.
Datum uitspraak: 2 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 juli 2024 in zaak
nr. NL24.18374 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 4 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De minister heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       De Afdeling zal dit hoger beroep ter zitting behandelen op 10 december 2024. De overdrachtstermijn verstrijkt op 4 januari 2025. De voorzieningenrechter treft een voorlopige voorziening om niet vooruit te lopen op de uitkomst van de zitting. Omdat de voorzieningenrechter van de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in beroep heeft toegewezen, heeft het treffen van de voorlopige voorziening in hoger beroep tot gevolg dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na bekendmaking van deze uitspraak (uitspraken van de Afdeling van 22 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4198 en ECLI:NL:RVS:2023:4199).
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2024
872-981