ECLI:NL:RVS:2024:5062

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
202305705/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 9 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 8 mei 2023 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep op 29 augustus 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

Na het indienen van het hoger beroep heeft de minister de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen, waardoor de vreemdeling in beginsel onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep. De vreemdeling had ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, omdat hij uit angst voor overdracht aan Polen de opvang had verlaten en op straat had geleefd. De Afdeling oordeelde dat de gestelde schade niet rechtstreeks aan het besluit van 8 mei 2023 kon worden toegerekend, omdat de vreemdeling door een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter niet kon worden overgedragen.

Uiteindelijk concludeerde de Afdeling dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de minister de asielaanvraag inmiddels had behandeld. De minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden, aangezien hij niet aan de vreemdeling tegemoet was gekomen. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier.

Uitspraak

202305705/1/V3.
Datum uitspraak: 9 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 augustus 2023 in zaak nr. NL23.13863 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 augustus 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
De vreemdeling heeft een verzoek om schadevergoeding ingediend.
De minister heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven. De vreemdeling heeft daarop gereageerd.
Overwegingen
Het hoger beroep
1.       Nadat de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld in deze zaak, heeft de minister zijn asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De vreemdeling heeft daarom in beginsel onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de minister zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2).
Het verzoek om schadevergoeding en belang bij het hoger beroep
2.       De vreemdeling legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij uit angst om aan Polen overgedragen te worden, op 11 september 2023 de opvang van het COa in Enschede heeft verlaten en in totaal twaalf nachten op banken in parken en andere openbare plaatsen heeft geslapen. Hij lijdt daardoor moreel en fysiek en daarom wil hij een schadevergoeding van € 2.000 per dag dat hij buiten heeft geslapen, dus in totaal € 24.000, ontvangen.
2.1.    De Afdeling laat in het midden of de gestelde schadeoorzaak, het besluit van 8 mei 2023, onrechtmatig is. Daarbij is het volgende van belang. Hoewel het aannemelijk is dat de vreemdeling de opvang van het COa niet zou hebben verlaten als de minister het besluit van 8 mei 2023 niet zou hebben genomen, brengt dit niet met zich dat de gestelde schade in zodanig verband met dit besluit staat dat deze de minister kan worden toegerekend. Naar het oordeel van de Afdeling is de door de vreemdeling gestelde schade geen rechtstreeks gevolg van het besluit van 8 mei 2023, waarin de minister de asielaanvraag van de vreemdeling niet in behandeling heeft genomen en als gevolg waarvan de vreemdeling aan Polen zou worden overgedragen. Bovendien heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij uitspraak van 7 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3421, het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen, toegewezen. Als gevolg daarvan mocht de minister geen uitvoering geven aan het overdrachtsbesluit en mocht de vreemdeling dus niet worden overgedragen voordat door de Afdeling op het hoger beroep was beslist. De door de vreemdeling gestelde schade, die na die uitspraak zou zijn ontstaan, is ook mede daarom redelijkerwijs niet aan het besluit van 8 mei 2023 toe te rekenen.
2.2.    De Afdeling is gelet op het voorgaande van oordeel dat in dit geval in de door de vreemdeling gestelde schade ook geen belang bij het hoger beroep is gelegen, zodat geen aanleiding bestaat om het hoger beroep alsnog inhoudelijk te behandelen.
Conclusie
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Hij is dus niet aan de vreemdeling tegemoetgekomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Trappen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024
985