ECLI:NL:RVS:2024:53
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank inzake intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod
Op 11 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 9 januari 2019 de verblijfsvergunning van de vreemdeling ingetrokken, het verblijfsrecht beëindigd op grond van Besluit nr. 1/80, en de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten, met een inreisverbod als gevolg. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard op 2 mei 2019. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 1 maart 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. In het hoger beroep werd geen nieuwe rechtsvraag opgeworpen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moest worden. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt, omdat de vragen die in het hogerberoepschrift zijn gesteld reeds eerder door de Afdeling zijn beantwoord. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 januari 2024, en de betrokken rechters zijn mr. D.A. Verburg als lid van de enkelvoudige kamer en mr. A.D.J.D. van der Heijden als griffier.