ECLI:NL:RVS:2024:551
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 9 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beëindiging van het recht op bescherming van de vreemdeling, zoals bepaald door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in een besluit van 29 augustus 2023. Dit besluit stelde dat de tijdelijke bescherming, die de vreemdeling genoot op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, op 4 september 2023 zou eindigen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. De Afdeling oordeelde dat de eerste grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van 29 augustus 2023 werd ongeldig verklaard. De Raad van State benadrukte dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024 en dat het aan de staatssecretaris is om de vreemdeling hierover te informeren.
De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.625,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. N. Tibold.