ECLI:NL:RVS:2024:562

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
202400319/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De vreemdeling had eerder een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne en was voor 19 juli 2022 in Nederland ingeschreven. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 18 december 2023. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft hoger beroep ingesteld. De Raad van State oordeelt dat de tijdelijke bescherming niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op 4 september 2023, omdat deze bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en verklaart het beroep van de vreemdeling gegrond. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 9 februari 2024.

Uitspraak

202400319/1/V2.
Datum uitspraak: 9 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 18 december 2023 in zaak nr. NL23.26579 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 september 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt dat de vreemdeling geniet op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
Bij uitspraak van 18 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Wat de vreemdeling in de eerste en vierde grief heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Bij uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32, heeft de Afdeling geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne rechtmatig verblijf hadden en die zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben laten inschrijven in de basisregistratie personen, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op 4 september 2023 (onder 8-8.10). De tijdelijke bescherming is namelijk krachtens de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geboden en daarom moet ook voor de duur daarvan worden aangesloten bij deze richtlijn. Dit betekent dat de tweede grief slaagt.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 2 september 2023 wordt vernietigd. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de onder 2 genoemde uitspraak, eindigt de tijdelijke bescherming die de vreemdeling is geboden op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 en is het aan de staatssecretaris om te bepalen in welke vorm hij dit aan de vreemdeling zal meedelen (onder 9-9.6). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 18 december 2023 in zaak nr. NL23.26579;
III.       verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 2 september 2023, V-[...];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024
853