ECLI:NL:RVS:2024:565
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 9 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 23 augustus 2023, bepaalde dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De rechtbank Den Haag had in een eerdere uitspraak op 18 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging, vertegenwoordigd door mr. F.H. Gart.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling op 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en oordeelde dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moest vergoeden.
De beslissing van de Raad van State houdt in dat de vreemdeling recht heeft op voortzetting van zijn tijdelijke bescherming tot de genoemde datum en dat de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de communicatie hierover. De proceskosten, die zijn opgelopen tot € 2.625,00, dienen te worden vergoed aan de vreemdeling, die rechtsbijstand heeft ontvangen.