ECLI:NL:RVS:2024:601
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 14 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 12 oktober 2022, een aanvraag ingediend die was afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 9 mei 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van 17 januari 2024 heeft de Afdeling reeds ingegaan op de gevolgen van het arrest S en A voor het beleid van de staatssecretaris. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende inzichtelijk had gemaakt hoe het onderzoek naar en de beoordeling van een door een vreemdeling gestelde politieke overtuiging plaatsvond. Dit gebrek aan transparantie maakte het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van de besluitvorming te toetsen. De Afdeling concludeerde dat de grief van de vreemdeling slaagde.
Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze was aangevallen. De Afdeling oordeelde dat het besluit van 12 oktober 2022 ook vernietigd moest worden. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van het hoger beroep, tot een bedrag van € 875,00, dat geheel toe te rekenen was aan beroepsmatige rechtsbijstand.