ECLI:NL:RVS:2024:692
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 19 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 24 augustus 2023, bepaalde dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De rechtbank Den Haag had in een eerdere uitspraak op 18 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind.
De Raad van State oordeelde dat de grief van de vreemdeling over het toepassingsbereik van het Uitvoeringsbesluit niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde, omdat deze geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Echter, de Raad verwees naar een eerdere uitspraak van 17 januari 2024, waarin was geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op 4 september 2023. Dit leidde tot de conclusie dat de vierde grief van de vreemdeling slaagde.
Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris. De tijdelijke bescherming eindigt van rechtswege op 4 maart 2024, en de staatssecretaris moet de proceskosten van de vreemdeling vergoeden, tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.